‘Nederlandse universiteiten spelen sleutelrol bij het stimuleren van innovatie’

Uitvindingen op gebieden zoals vaccins of mRNA-onderzoek, materiaalkunde of vooruitgang in lasertechnologie hebben allemaal hun bestaan te danken aan universitair onderzoek. Uit een nieuw rapport van het Europees Octrooibureau (EOB), blijkt dat octrooiaanvragen voor uitvindingen van Europese universiteiten de voorbije twee decennia zijn toegenomen. Ze zorgen nu voor 10,2 procent van alle octrooiaanvragen die bij het EOB worden ingediend door Europese aanvragers. In Nederland vertegenwoordigen academische octrooien 5,5 procent van alle Europese octrooiaanvragen die door Nederlandse aanvragers bij het EOB worden ingediend in de periode 2000-2020. Volgens het onderzoek staat Nederland op de zevende plaats in Europa voor het totale aantal academische patenten, na Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Zweden en Zwitserland. Nederlandse universiteiten lagen de afgelopen twee decennia aan de basis van bijna 4900 Europese octrooiaanvragen of ongeveer 5 procent van alle academische octrooien in Europa. Nederlandse universiteiten hadden het hoogste gemiddelde aantal academische octrooien per instelling van alle Europese landen, met 245 ingediende octrooien per universiteit tussen 2000 en 2020 (het Europese gemiddelde was 89). Twintig Nederlandse universiteiten hebben in de periode 2000-2020 minstens één Europese octrooiaanvraag ingediend bij het EOB. De TU Eindhoven had het hoogste aantal academische octrooien van alle Nederlandse universiteiten, met 1404 octrooiaanvragen tussen 2000 en 2020. De universiteit wordt gevolgd door de TU Delft met 699 octrooien en de Universiteit Utrecht met 413 octrooien. Uit het onderzoek blijkt ook dat van 2015 tot 2019, 77 in Nederland gevestigde start-ups Europese octrooiaanvragen hebben ingediend voor academische uitvindingen. Dit is het op zes na hoogste aantal in Europa en een maatstaf voor de goede technologieoverdracht van het universiteitslab naar de markt. Het rapport, de eerste uitgebreide analyse in zijn soort, is gebaseerd op gegevens van 1200 Europese universiteiten die octrooiaanvragen hebben ingediend bij het EOB tussen 2000-2020. Naast octrooiaanvragen die rechtstreeks door de universiteiten zelf zijn ingediend, kijkt het onderzoek ook naar indirecte aanvragen door andere entiteiten, maar waarbij onderzoekers verbonden aan de universiteit als uitvinders op het octrooi worden genoemd. Twee derde van alle octrooiaanvragen die ontstaan zijn aan universiteiten in de afgelopen twintig jaar zijn niet direct door de universiteiten zelf ingediend, maar door vooral bedrijven. Kleine en middelgrote ondernemingen namen alleen al 30 procent van die aanvragen voor hun rekening. Europese universiteiten hebben hun octrooiaanvragen voor academische uitvindingen in de loop der jaren echter aanzienlijk opgevoerd, waarbij het aandeel is gestegen van 24% van alle academische octrooiaanvragen in 2000 tot 45 procent in 2019. Dat wijst op een aanzienlijke verschuiving in de praktijk en het beleid op het gebied van intellectuele eigendom. Uit het rapport blijkt dat een klein deel van Europese universiteiten (5 procent van de 1200 universiteiten in het onderzoek, waaronder bijvoorbeeld de Universiteit van Grenoble Alpes, de Technische Universiteit München, de Universiteit van Oxford en de TU Eindhoven) verantwoordelijk is voor de helft van alle academische octrooiaanvragen. Ze richten zich meer op wetenschappelijke domeinen en worden ondersteund door speciale bureaus voor kennisoverdracht. Zo’n 62% van de universiteiten draagt dan weer slechts 8% bij. Maar die groep van kleine universiteiten die minder octrooiaanvragen indient, speelt wel een belangrijke rol in het nationale innovatie-ecosysteem. Het rapport kijkt ook naar samenwerking op het gebied van academische uitvindingen, die vaak nog beperkt is tot lokale partners in hetzelfde land, wat suggereert dat er meer grensoverschrijdend potentieel is in Europa.
emerce
24-10-2024 08:04